Almighty God! – no, no? They heard! – they suspected! – they KNEW! – they were making a mockery of my horror! – this I thought, and this I think. But anything was better than this agony! Anything was more tolerable than this derision! I could bear those hypocritical smiles no longer! I felt that I must scream or die! – and now – again – hark! louder! louder! louder! LOUDER!

 – “Villains!” I shrieked, “dissemble no more! I admit the deed! – tear up the planks! – here, here! -it is the beating of his hideous heart!”1 )

 

Het verhaal van Edgar Allan Poe, waaruit bovenste citaat stamt, doet vermoeden dat achter de zichtbare werkelijkheid iets schuil gaat, iets dat een eigen leven leidt, voortdurend verandert. Het vermoeden dat er iets klopt achter de muur, iets wat constant groeit, speelt in het werk Rune Peitersen een belangrijke rol. Zo vermoedt hij dat een stoel achter zijn rug van vorm verandert en zich bliksemsnel weer als stoel voordoet, wanneer hij zich omdraait en er naar kijkt. Hier raakt hij zo door geïntrigeerd dat hij de werkelijkheid van de stoel, die zich maar niet te kennen wil geven, zou willen betrappen. Hoe zou die ‘onzichtbare’ materie er uitzien? Dat is de vraag die hem voortdurend bezighoudt en door al zijn werk speelt.

Als kind al fascineerde hem die onzichtbare werkelijkheid. Wat speelt en praat er in de radio? Hij fantaseerde er een droomwereld bij,  maar als hij op onderzoek uitging en de radio open maakte, kwam hij bedrogen uit. Er was niets te zien wat het geluid veroorzaakte. Later, toen hij volwassen was, maar nog steeds met de vraag zat hoe die verborgen werkelijkheid te betrappen, kwam de natuurkundige Heisenberg hem te hulp. Heisenberg beweerde dat de kleinste elementen uit de natuur zich naar onze waarneming gedragen. Stellen we ons zo’n element voor als een deeltje, dan doet het zich ook voor als een deeltje. Als we denken dat het een golfje is, dan zal het zich ook zo tonen en gedragen. Zou dat met onze alledaagse werkelijkheid ook niet het geval kunnen zijn?  Dit is de vraag die Rune bezighoudt. Neemen de stoel en de radio niet een vorm aan die we verwachten? Sterker nog, zouden we met onze blik het geheimzinnige proces van de werkelijkheid niet verstenen, zoals het Medusa dat met haar slachtoffers deed? Verstoren we met onze blik niet het creatieve proces dat in de dingen gaande is?

In het werk van Rune Peitersen zouden de vreemdsoortige materialen en buitenissige vormen een metafoor kunnen zijn voor het door onze waarneming verstoorde en versteende proces van de werkelijkheid. De bizarre vormen van zijn objecten lijken te verwijzen naar het zoeken en tasten naar het onzichtbare. En het is alsof ze elk moment daarmee verder zouden kunnen gaan, als we ons omdraaien en ze letterlijk uit het oog verliezen. Wie weet zou de creativiteit van de materie dan weer losbarsten.

Runes objecten zijn gemaakt van purschuim, kunsthars en plastic. Hij vindt het belangrijk dat ze vormeloos zijn en niet helemaal onder controle lijken. Dit suggereert dat het materiaal zijn eigen vorm zoekt en nog in een groeiproces verwikkeld is. De dingen, die hieruit voortkomen, lijken uit een andere wereld afkomstig te zijn.

In het fotografisch werk van de kunstenaar verschijnen deze dingen ook, maar dan in die wereld, ongestoord door de menselijke waarneming. Daar zijn ze thuis, omdat niet de menselijke blik, maar het neutrale medium van de fotografie ze heeft waargenomen. Het is dus slechts de directe blik die versteent; op indirecte wijze is de werkelijkheid in haar eigen aard wel te vatten.

Dat Rune, gehuld in een strak groen pak, in zijn foto’s rondloopt temidden van de werkelijkheid der materie, zonder deze te verstoren, moet  metaforisch opgevat worden om zijn bedoeling te begrijpen. De metafoor kenmerkt zich door indirectheid of dubbelheid: iets is zò en het is tegelijkertijd niet zò. Dit is eveneens van toepassing op het werk an de kunstenaars. Hij bevindt zich in een fictieve werkelijkheid alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.

De foto’s zijn montages die met het computerprogramma Fotoshop gemaakt zijn. En dit versterkt het effect van vreemdheid. De driedimensionale werkelijkheid van Runes objecten, die voor ons nog iets vertrouwds hebben (we kunnen ze beetpakken en vasthouden) maakt in de foto’s plaats voor een tweedimensionaliteit, waardoor ze verder van ons af komen te staan. Wat de kunstenaar als kind al gewild heeft, het verkennen van de geheimzinnige wereld van de materie, daar lijkt hij nu in geslaagd te zijn. In de foto’s loopt hij in een landschap rond dat weliswaar aan zijn verbeelding ontsproten is,  maar dat ook die geheel andere, voor ons niet direct waar te nemen wereld, verbeeldt. De landschappen in de fotomontages zijn namelijk close-ups van zijn objecten en voor Rune komen ze dan ook als ‘strangely familiair’ over.

Deze snapshot-achtige beelden vormen samen geen verhaal, maar verwijzen naar de reis die de kunstenaar maakt. Rune Peitersen is als Odysseus die in den vreemde dwaalt. De reis heeft geen ander doel heeft dan de verkenning van een wereld, die tenslotte zijn eigen creatie blijkt te zijn. Op die Odyssee vertoont Rune de onbevangenheid van een kind. Hij laat zich verrassen en verbazen door wat hij ziet en wil ons daarin laten delen. Zo wil de kunstenaar datgene wat hij in de tweedimensionale wereld van zijn fotocollages ontdekt naar onze driedimensionale werkelijkheid mee te nemen. In tonnen biedt hij een goede omgeving voor de ‘dieren’ uit zijn foto’s. Zou hij op deze wijze ze erin slagen ze in leven te houden, als bewoners van onze wereld? Dit lijkt de moeite waard  om te onderzoeken.

Een linderlijke onbevangenheid uit zich ook in de vormgeving van het werk. Die refereert aan de beeldtaal van de sciencefictionfilms en de computergames.

Voorbeelden voor Rune zijn de televisieserie Startrek en Hollywood films, zoals Event Horizon. Hierin is het thema van het reizen naar onbekende gebieden belangrijk. De hoofdpersonen bevinden zich in merkwaardige  landschappen en komen oog in oog met vreemde wezens te staan. Het uniform  van Rune heeft overeenkomsten met die van de helden van Startrek en de groene kleur verwijst naar de stripheld de Hulk, die in crisissituaties in een groen monster verandert.

Net als in oude films, waarin overduidelijk te zien is dat de beelden geconstrueerd zijn, streeft Rune niet naar technische perfectie. Hij gaat tamelijk nonchalant te werk. Het gaat hem om de suggestie, om clues die als afspraken in het spel van kinderen functioneren. En hij slaagt erin om de beschouwer te betrekken bij zijn spel; geen moment raak je geïrriteerd door de onvolmaaktheid van zijn werk.

Zijn keuze voor de fotomontage is fascinerend en dient het doel dat Rune Peitersen wil bereiken. Foto’s geven een sensatie van realiteit, daar hun ‘oorzaak’ altijd de zichtbare werkelijkheid is. In de montage toont zich de verbeeldingskracht van de kunstenaar die zich niets gelegen laat liggen aan die werkelijkheid. Objectiviteit en subjectiviteit versmelten in de fotomontage zo tot een onverbrekelijk geheel. De fictieve wereld, die Rune bloot wil leggen, krijgt hierdoor een onweerstaanbare realiteitswaarde terwijl het metaforische karakter ervan overeind blijft. De kunstenaar balanceert zo op de grens van het vreemde en het vertrouwde. Bij zijn vroegere, gedeformeerde pornofoto’s, waarop lichaamsvormen hun eigen weg lijken te gaan, komt de vraag op wat nu vreemd en wat vertrouwd is. Anders dan bij het schilderen blijft in de fotomontage de oorsprong van het gedeformeerde beeld herkenbaar.

Soms lijkt het erop dat Rune het surrealisme nieuw leven inblaast; ook deze stroming wilde de onbekende werkelijkheid ontdekken en zichtbaar maken. Maar waar Rune iets manifest wil maken, wilden de Surrealisten manifesten maken. Zij hadden een duidelijke boodschap, vooral gebaseerd op het gedachtegoed van Freud. En zij waren gericht tegen de burgerlijke cultuur.

Het werk van Rune Peitersen daarentegen, heeft niets te maken met de theorieën van Freud en heeft ook geen boodschap, laat staan een maatschappijkritische. Hij wil op ironische wijze spelen met zijn dromen en verlangens; nodigt de beschouwer uit tot meespelen en laat hem gaan als die niet wil. Rune zelf danst en droomt wel verder.

Als we zijn werk al met die van andere hedendaagse kunstenaars willen vergelijken, dan kan dat beter met dat van Jeff Wall,  Micha Klein en Mariko Mori. Net als Rune maken deze kunstenaars gebruik van de fotomontage. Hun doelstellingen zijn misschien verschillend, maar wat hen verbindt, is de creatie van nieuwe werelden. De foto’s van Wall zien eruit alsof ze in een fractie van een seconde zijn vastgelegd. Zij tonen fragmenten uit de alledaagse werkelijkheid die hij samenvoegt tot een coherente fotografische werkelijkheid. Wall maakt geen snapshots van een achterliggende wereld, maar ‘filmstills’ die in het medium van de fotografie het drama van een speelfilm presenteren. Hij gaat dan ook te werk als een filmregisseur; decors worden gebouwd, belichtingtechnici en figuranten worden ingeschakeld om zo goed mogelijk zijn doel te verwezenlijken. Vervolgens gaat hij over tot het monteren van het geheel. Zo ontstaat de suggestie van een alledaagse werkelijkheid die echter niet bestaat.

Klein en Mori daarentegen vertonen soortgelijke kenmerken in hun werk als Rune Ook zij creëren sciencefiction-achtige taferelen. Kleins beelden zijn afkomstig uit de wereld van de ‘House’ muziek. Hij maakt psychedelische beelden met onaardse vrouwelijke schonen en cartoonfiguren met behulp van de computer. Rune Peitersen laat zich eveneens inspireren door de computerwereld, maar zijn werk gaat er niet in op. Mori daarentegen beheerst de computertechniek zo perfect dat de grens tussen een constructie en realiteit geheel vervaagt. De vormgeving bij Klein en Mori is een doel op zich, terwijl bij Rune het als middel dienstbaar is. Waar bij de eerstgenoemde kunstenaars sprake is van een geloof in de techniek, laat Rune ruimte voor een knipoog.

Het zou mooi zijn als de beschouwer de wereld zag, zoals Rune deze ervaart, maar dit is voor hem geen vereiste. Zijn relativerende houding geldt ook voor wijze, waarop de beschouwer zijn werk ervaart. De kunstenaar wil niets opleggen, laat staan afdwingen. Hij heeft geen boodschap. Wie wil is uitgenodigd; aan hem laat Rune zijn wereld zien. Misschien inspireert hij zo anderen om te luisteren naar het nog ongehoorde geklop in de dingen om zich razendsnel om te draaien en zo het functioneren van de ware werkelijkheid te betrappen.

 

1. Edgar Allan Poe, ‘The tell-tale heart’, in: J. Symons (ed.), The life and works of Edgar Allan Poe, London 1978, pp. 243-248.

 

Lodewijk Gerretsen, “Draw and Quarter”, ed. Katalin Herzog, AMP, Groningen 2001

 

Rune Peitersen