This piece was written by Rune Peitersen and Anne Breure and was first published in Het Parool May 25 2016

Begin dit jaar publiceert de Sociaal-Economische Raad (SER) in samenwerking met de Raad voor Cultuur een verkenning naar de arbeidsmarktsituatie in de cultuursector. ‘De bezuinigingen hebben een ravage aangericht’, koppen kranten. ‘Zorgwekkend’, stelt Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER, die schrikt van de verhalen. Aan de voorkant ziet alles er nog redelijk uit, maar aan de achterkant, in de coulissen van de culturele sector, wordt duidelijk waar de bezuinigingen van Halbe Zijlstra landen. Zorgelijke arbeidsomstandigheden, medewerkers en kunstenaars die niet of nauwelijks betaald worden, maar wel steeds meer uren moeten draaien en daardoor gemiddeld zwaar onder modaal verdienen zonder verzekerd te zijn. De constructie die de prachtige façade van bezoekerscijfers en maximale output omhooghoudt, blijkt aan alle kanten te kraken en op het punt te staan te bezwijken onder de opgelegde prestatie-eisen.

Afgelopen maanden dienen Amsterdamse culturele instellingen de beleidsplannen bij de stad en het rijk in voor 2017-2020. Voor velen is dit de laatste kans om sluiting af te wenden. In de afgelopen periode hebben velen hun reserves opgebruikt om overeind te blijven, kunstenaars en cultuurwerkers hebben veel meer gewerkt voor veel minder geld. Maar, schrijven veel organisaties nu, dit houden we niet vol, er moet iets veranderen. Er zal betaald moeten worden voor wat het daadwerkelijk kost om een kwalitatief hoogwaardig aanbod te hebben, of het stopt.

De sector neemt zelf haar verantwoordelijkheid om de misstanden die nu zijn vastgesteld aan de kaak te stellen. Zo wordt er gewerkt aan een honorariumrichtlijn voor (beeldend) kunstenaars en een Fair Practice Label voor de hele cultuursector. Dit houdt in dat kunstenaars en instellingen zelf hun eigen waarden – eerlijke betaling en redelijke werkomstandigheden – voor het produceren van kunst vaststellen en zich daar collectief aan committeren. De instellingen moeten dan echter wel over de middelen beschikken om aan deze waarden te kunnen voldoen.

Die middelen ontbreken nu, en daardoor ligt er een zeer belangrijke politieke vraag voor; gaan we in de komende periode zoveel mogelijk gezelschappen en kunstinstellingen een beetje geven, wat zal betekenen dat de arbeidsomstandigheden dezelfde blijven en uiteindelijk een heel aantal instellingen in de komende jaren daaraan ten onder gaat? Of worden er nu keuzes gemaakt, zodat een deel van de kunstinstellingen op een juiste manier kwaliteit kan leveren, maar wat ook betekent dat een heel aantal instellingen zal verdwijnen? In beide gevallen gaan er instellingen omvallen, dat is nu eenmaal de reële consequentie van het bezuinigingsbeleid.

Deze onmogelijke keuze valt, sinds een recente stelselwijziging, onder het Amsterdams Fonds voor de Kunsten. De gemeenteraad beslist nu alleen nog over de reeds aangewezen 21 ‘onmisbare’ instellingen die onder de A-BIS vallen. De Amsterdamse politiek, de wethouder en de raad hebben deze besluitvorming volledig uitbesteed en hebben daarmee dus geen directe mogelijkheid meer om over de keuzes tussen kwaliteit of kwantiteit en duurzame productie of verdere uitholling, een politieke uitspraak te doen.

Daardoor laat de wethouder Kunst en Cultuur, Kajsa Ollongren, een grote kans liggen om zich uit te spreken over het Amsterdamse cultuurbeleid. De politiek gaat weliswaar niet over de inhoud van de cultuursector, maar is wel verantwoordelijk voor het scheppen van de voorwaarden voor een gezonde sector. Immers, de huidige miserabele situatie is ook ontstaan door een politieke keuze van Rutte I. De kernvraag waar de beleidsmakers niet omheen kunnen, blijft: wat voor stad willen we dat Amsterdam wordt in de toekomst? Een eigenzinnige vrije stad die het belang van een toegankelijk en hoogwaardig cultureel aanbod, waar ook ruimte is voor het grillige en soms ongemakkelijke experiment, onderkent? Of een stad die zich laat leiden door wat de toeristen bereid zijn om te bekijken en geld aan uit te geven tussen het maken van een selfie bij het IAmsterdam-beelden een rondje op een bierfiets tussen de Nutella-, wafel- en ijskraampjes door?

Ollongren stelt onlangs in een interview over de cultuurmissie met NRC Handelsblad nog overtuigd: ‘Dit is een signaal: kunst en cultuur zijn een cruciale sector voor Amsterdam’. Om deze cruciale sector in stand te houden, is echter meer nodig dan een groepsreis naar New York (op eigen kosten van de genodigden). Daar is beleid voor nodig dat een uitspraak doet over wat voor een stad Amsterdam wil zijn en daar zorg voor draagt. Daarbij gaat het over het waarborgen van een gezond en gevarieerd cultureel aanbod, dus niet alleen de top voor de toeristen maar ook de brede basis voor de bewoners. En daarvoor zijn redelijke werkomstandigheden voor alle betrokkenen op basis van fair practice van vitaal belang. Als er nu geen actie ondernomen wordt om dit te bewerkstelligen, moet men niet verbaasd zijn als over enkele jaren van de ooit zo rijkgeschakeerde Amsterdamse cultuursector weinig meer overblijft dan een lege coulisse.

 

Anne Breure – Bestuurslid Kunsten ‘92
Rune Peitersen – Voorzitter Platform BK

Rune Peitersen