This text was written for and first published by Platform BK

Vorige week vinden twee openbare gesprekken plaats over het besluit vanuit het Stedelijk Museum om SMBA te sluiten en een onderzoek te starten over een nieuwe invulling van SMBA dat duurzamer de toekomst tegemoet kan gaan. Vanuit het veld is hier veel ophef over. Daarbij zijn twee zaken waartegen hoofdzakelijk geageerd wordt:

Ten eerste is er sprake van een opgelegde sluiting. Vanuit het Stedelijk Museum is eenzijdig besloten dat SMBA niet langer een passende rol vervult en dat er daarom gezocht moet worden naar een nieuwe rol op een nieuwe plek. Bij deze besluitvorming lijkt de populariteit van SMBA als experimentele tentoonstellingsruimte in de (Amsterdamse) kunstwereld van zeer ondergeschikt belang te zijn geweest. Zozeer dat de positie van het Stedelijk door Josien Pieterse tijdens het panelgesprek op 19 juni jl., vergeleken wordt met de veelbesproken kloof tussen ‘de politiek’ en ‘de burger’. Het Stedelijk Museum staat ineens aan de kant van ‘de beleidsmakers’ die tegenover ‘de kunstenaar’ staan. De emotie die aanwezig is tijdens het door Kunstlicht georganiseerde gesprek in SMBA op 14 juni jl., laat hetzelfde zien: men voelt zich gepasseerd, gekleineerd en aan de kant geschoven. Bovendien heeft het Stedelijk Museum ook nog eens het lef om drie buitenlandse curatoren te laten meedoen aan het onderzoek over de toekomst van SMBA.

Ten tweede spelen de effecten van de bezuinigingen op het Amsterdamse (en Nederlandse) kunstenveld een rol. Hoewel er vaak tijdens de gesprekken gezegd wordt dat kunst meer is dan vierkante meters, zijn er juist na de bezuinigingen zo veel instellingen weggevallen dat de vierkante meters wel degelijk van immens belang zijn. Niet alle kunst kan in de openbare ruimte of online bestaan, er is behoefte aan fysieke plekken waar kunstproductie, presentatie en duiding plaats kan vinden. Waarom, is de terechte vraag, dan een instelling midden in de stad en met een stevige staat van dienst sluiten? Aan de huur lijkt het in ieder geval niet te liggen; die was € 1200, – per maand, maar is door het beëindigen van het huurcontract verhoogd naar € 4500(!) voor de nieuwe huurder.

Door monde van Beatrix Ruf, Martijn van Nieuwenhuijze en Bart van der Heide, stelt het Stedelijk Museum tijdens de gesprekken zich verbazingwekkend kwetsbaar en open op. Het lijkt alsof de ophef echt als een verrassing is gekomen. Wellicht heeft dit deels te maken met het feit dat het proces veel minder gevorderd is dan men via diverse persberichten heeft doen vermoeden. Het vermoeden vanuit het veld dat er sprake zou zijn van een poging om het antagonistische (in de woorden van Jelle Bouwhuis) SMBA in te lijven en zo te neutraliseren, wordt enigszins weerlegd door de uitgesproken wens van het Stedelijk Museum om het kritische (bottom-up) geluid juist in het museum zelf te huisvesten. Hiermee lijkt het Stedelijk Museum in te gaan op diezelfde vragen die vanuit het (brede) veld worden gesteld, namelijk over de rol en positie van kunst(instellingen). Vragen waarbij economische en politieke belangen, naarmate ‘de kunst’ door neoliberaal beleid steeds verder geïnstrumentaliseerd dreigt te worden, een steeds grotere rol gaan spelen. Als het Stedelijk Museum het precaire kritische geluid wil waarborgen en nieuwe modellen van het bewaken ervan wil onderzoeken, prima, maar dan nog blijft de vraag: waarom SMBA sluiten? Omdat deze vraag in de gesprekken geen bevredigend antwoord kan krijgen, blijft dus onduidelijk wat de achterliggende motieven precies zijn en waar ze precies door ingegeven zijn: artistieke urgentie of economisch-politieke overwegingen? Hoe dan ook, als er met deze open gesprekken ruimte voor echte uitwisseling met het veld mogelijk wordt gemaakt, zou dat een goede nieuwe richting van het Stedelijk Museum kunnen inluiden. Uiteindelijk was de voornaamste vraag tijdens de panelgesprekken in het Stedelijk ook: wat voor instituut wil het Stedelijk Museum zijn? Of in de woorden van Vivian Ziherl: welke van de vele kunstwerelden wil ze dienen?

De vraag over welk soort instituut men wil zijn en wie men wenst te dienen, komt ook aan de orde in de affaire rond de Appel. Door het plotselinge ontslag van Lorenzo Benedetti, wordt het bestuur gewantrouwd en ervan verdacht zich te hebben gevoegd naar de eisen van de neoliberale beleidsmakers die bezoekersaantallen hoger waarderen dan experimentele tentoonstellingen. Dat de werkelijkheid vele malen complexer is, moge inmiddels duidelijk zijn. Toch is door de protesteerders de ‘David (het veld) en Goliath (Het bestuur)’-frame veelvuldig ingezet. Tijdens de rechtszaak daarentegen, neemt het bestuur de rol in van de ouder die het beste voor heeft met de veelbelovende zoon en daardoor soms te vrijgevig is geweest, maar nu echt niet verder kan gaan. De zaak meandert nog door met bijna dagelijks nieuwe ontwikkelingen, helaas tot nu toe met alleen maar verliezers.

Als er één gemene deler is voor deze twee voorbeelden, is het het gebrek aan inzicht in de feiten, actoren en motieven rond de besluitvorming. De motieven blijven vaak onduidelijk waardoor ruimte ontstaat voor speculatie die dan voor een eigen verhaal gespannen wordt (en dan zijn alle besturen corrupt en alle kunstenaars ongeschikt voor deelname aan bestuurlijke processen). Op de achtergrond spelen in werkelijkheid economische of (gemeentelijke) politieke belangen die niet zichtbaar (willen) zijn. Soms zijn de belangen gebonden aan persoonlijke carrières op hoger politiek niveau en is het bevorderen van de kunst maar een klein onderdeel van een groter spel. Toegang tot de nieuwsmedia en communicatievaardigheden spelen een grote rol en kunnen voor zowel opheldering als een rookgordijn zorgen.

Dat deze problematieken veel verder reiken dan het culturele veld, is onmiskenbaar. Dezelfde vragen over wat de waarde is van gemeentelijke inspraakavonden, de onduidelijkheid van de opgelegde opdracht aan besturen van woningbouwcorporaties of ziekenfondsen (handelen ze vanuit economisch of sociaal belang?), of de vermeende noodzaak van schaalvergroting bij onderwijsinstellingen, leiden allen onder hetzelfde gebrek aan democratische controle en toezicht – en resulteren allen in dezelfde frustratie die op maatschappelijk niveau, zoals nu in het culturele veld, voelbaar is. Het is vanuit deze overwegingen dat Platform BK pleit voor meer transparantie in het culturele veld. Het is onmogelijk en wellicht ook onwenselijk om alle belangen, overwegingen en betrokkenen bij een besluitvormingsproces publiekelijk toegankelijk te maken, sommige processen zijn juist gebaat bij discretie en kleine overleggen. Maar het zou heel goed zijn om de onderliggende structuren en krachtenvelden open en bloot te leggen. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid tot echte democratische inspraak op basis van juiste kennis. Dit zou het kunstveld de mogelijkheid bieden om in constructief dialoog te treden met ‘de beleidsmakers’ en daardoor de kloof van wantrouwen helpen verkleinen.

Rune Peitersen